1,4% van het totaal aantal geboorten in Vlaanderen in de periode 2011-2013 vond plaats in een kansarm gezin, leert ons de kansarmoede-index van Kind en Gezin. Dit percentage is sinds 2005 opvallend gestegen. Om armoede op een structurele manier aan te pakken en de generatiearmoede een halt toe te roepen, moeten we blijvend inzetten op de strijd tegen armoede van kinderen en van de gezinnen waarin ze opgroeien. De recente literatuur en het recent onderzoek rond kinderarmoede toont aan dat de periode tussen nul en drie jaar cruciaal is voor de ontwikkeling van intellectuele, emotionele en sociale vaardigheden van jonge kinderen en het doorbreken van de armoedespiraal. Achterstanden die voor de geboorte of in de eerste levensjaren ontstaan, zijn later niet meer in te halen.

Kinderarmoede en de aanpak ervan kunnen echter niet los gezien worden van de armoedesituatie en de aanpak ervan bij de gezinnen waarin deze kinderen leven. We moeten dus niet alleen inzetten op toegankelijke diensten voor het jonge kind, maar ook op onder meer de levensomstandigheden van (aanstaande) jonge ouders en een aangepaste omgeving waar kinderen gelukkig kunnen opgroeien.

De Vlaamse Regering maakt van de strijd tegen kinderarmoede een topprioriteit binnen het geheel van de armoedebestrijding. 

STUDIO

In 2011 werd een STUDIO Kinderarmoede georganiseerd. In het verslag stellen experts een integrale aanpak van kinderarmoede in Vlaanderen voor vanuit de beginselen van

  • (a) ingrijpen op hefbomen;
  • (b) proactief beleid
  • (c) progressief universalisme.

Centraal staat een pleidooi voor meer integratie van het zorgaanbod en de verschillende beleidsdomeinen (belastingen en uitkeringen, huisvesting, voorschoolse zorg en educatie, gezondheid, ondersteuning van jonge aanstaande ouders op b.v. vlak van opleiding, tewerkstelling en de interne kant van armoede en sociale uitsluiting, …), en voor het werken op twee niveaus zodat een twee-generatiebeleid wordt gevoerd. U vindt hier het Verslag Studio Kinderarmoede, 2011 en de aanbevelingen. Het droeg bij tot het Vlaams Actieprogramma Kinderarmoede in 2012, als onderdeel van het VAPA.

Business/societycase

Bij de goedkeuring van de bijsturing en het voortgangsrapport 2011-2012 van het VAPA 2010-2014, op 20 april 2012, vroeg de Vlaamse Regering aan de minister bevoegd voor de coördinatie van het armoedebeleid onder meer om een usiness/societycase rond kinderarmoede uit te werken. De case, gefinaliseerd door het Vlaams Armoedesteunpunt (VLAS) eind juni 2013, toont aan waarom inzetten op de strijd tegen kinderarmoede nodig en urgent is. Ze wijst op het belang van het investeren in de voorschoolse leeftijd. Drie pijlers in de hulp- en dienstverlening worden als primordiaal aangehaald:

  1. kwaliteitsvolle maatschappelijke basisvoorzieningen;
  2. tewerkstelling;
  3. herverdeling en minimuminkomensbescherming.

Deze pijlers hangen bovendien samen; het is noodzakelijk dat aan alle pijlers gewerkt wordt vanuit eenzelfde visie. De societycase focust tenslotte nog op het belang van kwaliteit in basisvoorzieningen en de randvoordwaarden om deze te realiseren.

Aan de societycase is een businesscase gekoppeld, die wijst op de nood aan een paradigmawissel, een verschuiving van een curatieve naar een preventieve aanpak. Dit wordt niet alleen onderbouwd vanuit sociale rechtvaardigheid maar ook vanuit efficiëntieoverwegingen (”voorkomen is niet alleen beter dan genezen, het is ook goedkoper”).

U vindt hier de publicatie Ongelijkheid begint in de wieg. Society Case over ‘Early Childhood Education and Care’ en de bijlage bij de societycase.

Kinderarmoedebestrijding in Europa: Social Investment Package (SIP), de aanbeveling kinderarmoede en de aanbeveling Europese Kindergarantie 

Het pakket sociale investeringen (SIP) van de Europese Commissie geeft de lidstaten richtsnoeren voor een efficiënter en doeltreffender sociaal beleid, om duurzame en adequate sociale bescherming te verzekeren, als antwoord op de belangrijke uitdagingen waarmee ze momenteel te kampen hebben. Het SIP beoogt de huidige en toekomstige capaciteiten van mensen te versterken en hun kansen om te participeren aan de maatschappij en de arbeidsmarkt te verhogen. Het SIP focust daarbij op een geïntegreerde aanpak inzake tegemoetkomingen en diensten die mensen helpt tijdens hun levensloop en die duurzame positieve sociale resultaten bereikt. De nadruk ligt op hetde preventieve aanpak eerder dan op hetde curatieve aanpak, om zo de nood aan uitkeringen te verminderen. Zo zijn er voldoende middelen voor hen die ondersteuning nodig hebben.

Het SIP bouwt verder op het Europees platform tegen armoede en sociale uitsluiting en omvat de aanbeveling van de Commissie van 20 februari 2013 over armoede onder kinderen (“Investeren in kinderen: de vicieuze cirkel van achterstand doorbreken"). Deze aanbeveling is een samenhangend beleidsadvies voor verbetering van de kansen van kinderen, waarin een pleidooi wordt gehouden voor het aanpakken van ongelijkheid op jonge leeftijd door een geïntegreerde aanpak van kindvriendelijke sociale investeringen. Investeren in kinderen en jongeren is bij uitstek doeltreffend voor het doorbreken van generatiearmoede en sociale uitsluiting en het vergroten van de kansen later in het leven.

De Europese Commissie wil dat de lidstaten geïntegreerde strategieën ontwikkelen op basis van drie belangrijke pijlers:

  1. toegang tot adequate middelen, onder meer door de arbeidsparticipatie van ouders te ondersteunen, hoogwaardige inclusieve werkgelegenheid te bevorderen en een combinatie van werk en gezin mogelijk te maken; een adequate levensstandaard bieden door een combinatie van geldelijke en niet-geldelijke uitkeringen, zodat kinderen een levensstandaard genieten die verenigbaar is met een leven in waardigheid;
  2. toegang tot betaalbare hoogwaardige diensten, onder meer door gebruik te maken van opvang en onderwijs voor jonge kinderen als sociale investering om door vroegtijdig optreden ongelijkheid weg te werken en de problemen van kansarme kinderen op te lossen; er voor te zorgen dat alle kinderen ten volle gebruik kunnen maken van hun universele recht op gezondheidszorg; de gezinsondersteuning en de kwaliteit van alternatieve zorgstructuren verbeteren; kinderen een veilige, adequate huisvesting en leefomgeving bieden;
  3. het recht van kinderen om te participeren, onder meer aan spel, recreatie, sport en culturele activiteiten, maar ook in besluitvorming die van invloed is op hun leven.

Europese Kindergarantie

De Raad van de Europese Unie heeft op 14 juni 2021 het voorstel van de Europese Commissie tot instelling van een Europese kindergarantie als aanbeveling aangenomen. Deze aanbeveling heeft tot doel armoede en sociale uitsluiting bij kinderen jonger dan 18 jaar te voorkomen en te bestrijden door de toegang van deze kinderen tot een reeks diensten te waarborgen. De Raad ziet deze aanbeveling als een aanvulling op de brede strategie van de Unie voor de rechten van het kind.

De kernaanbevelingen van de Europese Kindergarantie zijn:

  • garanderen dat kinderen jonger dan 18 jaar die met armoede of sociale uitsluiting worden bedreigd (in de aanbeveling “kinderen in nood” genoemd), daadwerkelijke en gratis toegang hebben tot hoogwaardige voor- en vroegschoolse educatie en opvang, onderwijs, tot ten minste een gezonde maaltijd per schooldag en tot gezondheidszorg, en daadwerkelijke toegang hebben tot gezonde voeding en adequate huisvesting;
  • in kaart brengen van welke kinderen zich in nood bevinden en bij het ontwerpen van nationale geïntegreerde maatregelen rekening houden met specifieke vormen van achterstand binnen die groep, in het bijzonder bij:
    • dakloze kinderen of kinderen die met een ernstige woningnood kampen;
    • kinderen met een handicap;
    • kinderen met geestelijke gezondheidsproblemen;
    • kinderen met een migratieachtergrond, of die tot een etnische minderheid behoren, in het bijzonder Roma;
    • kinderen in alternatieve zorg, met name in een instelling;
    • kinderen in kwetsbare gezinnen.

Er is volgens de aanbeveling een stimulerend beleidskader nodig om de sociale uitsluiting van kinderen aan te pakken, met bijzondere aandacht voor generatiearmoede en de gevolgen van COVID-19. De aanbeveling concretiseert in 9 globale elementen en maatregelen wat de Raad bedoelt met dit beleidskader.

Vervolgens bepaalt de aanbeveling de verwachtingen op het vlak van:

  • voor- en vroegschoolse educatie en opvang, inclusief onderwijs en schoolgerelateerde activiteiten, en elke schooldag een gezonde maaltijd;
  • gezondheidszorg;
  • gezonde voeding;
  • adequate huisvesting.

De federale overheid heeft in de schoot van de Programmatorische Overheidsdienst Maatschappelijke Integratie (POD MI) een nationale kindergarantiecoördinator aangesteld. Deze coördinator stelt het nationaal actieplan tot uitvoering van de aanbeveling op en beheert ook de monitoring van de uitvoering in functie van een periodieke rapportage hierover aan de Europese Unie.